Guido Gezelle

facebook twitter

Toegevoegd op 12 november 2010 door monlouis

Guido Gezelle

Afbeelding toegevoegd door monlouis

monlouis | Guido Gezelle | 0 monlouis | Guido Gezelle | 0 monlouis | Guido Gezelle | 0 monlouis | Guido Gezelle | 0
Kunstenaar:
Jules Lagae
Opschrift:
Guido Gezelle
1830 - 1899
Plaatsbeschrijving:
Kortrijk - Groeningestraat (aan de kerk)
Informatie toegevoegd door monlouis :
12 november 2010
Guido Pieter Theodorus Josephus Gezelle (Brugge, 1 mei 1830 - aldaar, 27 november 1899) was een Vlaamse lyrische en hekeldichter en vertaler. Hij is bekend om zijn fijnzinnige gedichten over de natuur, zijn beeldend taalgebruik en als virtuoos taalkunstenaar. Hij werd geboren als oudste kind van Monica Devrieze en Pieter Jan Gezelle, een Vlaamse hovenier te Brugge. In zijn geboortehuis bevindt zich momenteel het Guido Gezellemuseum. Guido Gezelle was eveneens de oom van de beroemde Vlaamse schrijver Stijn Streuvels (Frank Lateur). In 1854 werd hij tot priester gewijd. Gezelle werd leraar poëzie aan het Klein Seminarie van Roeselare, waar hij ook het laatste deel van zijn priesteropleiding deed. Hij had zeer dichte vriendschapsrelaties met zijn leerlingen, onder andere met Eugène Van Oye, voor wie hij "Dien Avond en die Rooze" schreef. In 1860 werd hij na moeilijkheden ontslagen en naar Brugge overgeplaatst, waar hij onderrector werd van de Engelse kostschool en na opheffing daarvan leraar aan het Engelse seminarie. In 1865 werd Gezelle benoemd tot onderpastoor van de Walburgakerk te Brugge, later tot onderpastoor in Kortrijk en in zijn laatste jaar tot bestuurder van een Frans nonnenklooster. Gezelles eerste dichtbundel was Dichtoefeningen. De voor die tijd onorthodoxe, niet-verheven taal waarin hij dichtte werd buiten West-Vlaanderen aanvankelijk niet bijster gewaardeerd. In het noorden van Nederland vond men hem veel te Vlaams in zijn taalgebruik. Ook werd hij, vooral van liberale kant, hevig aangevallen om het religieuze karakter van veel van zijn dichtwerk. Een van de weinigen in Nederland die wel aandacht aan Gezelles dichtkunst besteedde was Joseph Alberdingk Thijm, de vader van Lodewijk van Deyssel. Deze dichter streefde net als Gezelle naar een herleving van de middeleeuws-christelijke kunst en cultuur. Gezelles bundels Gedichten, Gezangen en Gebeden en Kerkhofblommen werden uitgegeven tijdens zijn leraarstijd in Brugge. Gezelle ontpopte zich ook als hekeldichter. Onder de schuilnaam Spoker figureerde hij met zijn satires op het politieke toneel. Als kapelaan en priester zette hij ook zijn literaire gaven in om de gelovigen christelijke deugden bij te brengen. Hij richtte het gezinsblad Rond den Heerd op, waarin hij schreef over heiligen, liturgische onderwerpen, flora, fauna en oude volksgezegden. Het volschrijven van het blad en toenemende financiële moeilijkheden en rompslomp eisten echter zoveel van hem, dat hij ziek werd. Toen hij bovendien hoorde dat er allerlei beschuldigingen over hem de ronde deden, vluchtte hij uit Brugge weg naar Kortrijk, naar een bevriende deken. Deze bezorgde hem in 1872 een aanstelling als kapelaan in de O.L. Vrouwekerk, wat hij tot 1889 zou blijven. De leiding van Rond den Heerd werd in 1871 overgenomen door Adolf Duclos. Gezelle stichtte in 1890 een nieuw tijdschrift, Biekorf. Na enige tijd hervatte hij het dichten. Een van de uitgaven uit die tijd is de populaire bundel Zielegedichtjes. Langzamerhand steeg hij als dichter in aanzien, hoewel zijn werk buiten West-Vlaanderen nog altijd weinig aandacht kreeg. In 1880 verscheen Liederen, Eerdichten et Reliqua, een bundel met schoonheidsgedichten, humoristische vertellinkjes en vertaalde gedichten.(bron : wikipedia)