De Seizoenarbeider

facebook twitter

Toegevoegd op 13 maart 2011 door Hannelien

De Seizoenarbeider

Afbeelding toegevoegd door Hannelien

Hannelien | De Seizoenarbeider | 0 Hannelien | De Seizoenarbeider | 0 Hannelien | De Seizoenarbeider | 0 Hannelien | De Seizoenarbeider | 0 Hannelien | De Seizoenarbeider | 0 Hannelien | De Seizoenarbeider | 0 monlouis | De Seizoenarbeider | 0 monlouis | De Seizoenarbeider | 0 monlouis | De Seizoenarbeider | 0 monlouis | De Seizoenarbeider | 0 monlouis | De Seizoenarbeider | 0
Kunstenaar:
August Michiels
Opschrift:
HULDE VAN A.C.V.
AAN VLAAMSE
SEIZOENARBEIDERS
25.2.1962
Plaatsbeschrijving:
Langemark - in de Klerkenstraat, op het kerkplein voor de Onze-Lieve-Vrouwkerk van gehucht Madonna
Informatie toegevoegd door Hannelien :
13 maart 2011
Het standbeeld stelt een seizoenarbeider voor. Hij draagt laarzen en werkkleren en hij heeft grote werkhanden. Over zijn schouder draagt hij een reiszak of baluçhon. In het kader van het vak veranderingsmanagement aan de K.U.Leuven ging ik op zoek naar wat meer achtergrondinformatie. Die kunt u hieronder lezen: “26. De Seizoenarbeider Klerkenstraat, Madonna Aan onze seizoenarbeiders hebben wij te danken dat onze streek werd behoed van de totale ontvolking. De eerste seizoenarbeider vertrok in 1886; zijn naam was Jules D’almagne. Al snel trokken ook veel andere mannen te voet over de schreve en zelfs tot voorbij Parijs. De eerste etappe van ongeveer 35 km tot Tourcoing legden de meeste seizoenarbeiders te voet af, later met de fiets. Als niet-Fransen moesten ze daar immers een stempel halen. Daarna ging het met de nachttrein tot Parijs. Ze stapten of fiesten de grote stad door om dan weer verder te reizen met de trein. Hun eindbestemming was nogal verschillend: het departement van de Marne, de Seine, de Oise tot zelfs in de Puy-de-Dôme. Over hun schouder droegen ze een dubbele zak die ongeveer 25 kg woog. Langs de ene kant zat hun vers ondergoed en wat eten en langs de andere kant hun alaam. Die zwarte reiszak noemden ze baluçhon, anderen spraken van hun Parijszak of hun tweeweunste. Als werktuigen hadden de beetemannen een hames mee en een betestekker, waarvan het kriekljoen (handvat) uit de zak stak. Ze werkten 6 ½ dagen per week en tot 14 uur per dag en als het volle maan was sliepen ze slechts drie uur. Als ze pech hadden dat er een regendag in de week voorkwam, moesten ze op zondag werken. Enkel op zondagnamiddag hadden ze wat rust. Na het middagmaal wasten ze zich grondig om daarna een dutje te doen en naar vrouw en kind(eren) een brief te schrijven. De seizoenarbeiders werden door de boer per hectare betaald en van de Franse staat kregen ze dankzij de vakbond een bonificatie. Zowel het geld van de boer als van de staat werd op een assignatie overgeschreven naar België. In 1964 eindigde de seizoenarbeid onder invloed van de toenemende mechanisering in de landbouw. In het kader van het economisch streekbeleid, met als slogan Werk in eigen streek, werkte de overheid een aantal stimulerende maatregelen uit die de industrie in Vlaanderen tot volle ontplooiing moesten brengen. Zo konden ze nu in de eigen streek aan de slag in een fabriek, in de bouw of als chauffeur. Door E.H. Louis Vanhoutte, pastoor op de Madonna van 1955 tot 1961, werd samen met Camiel Goudeseune het plan opgevat op het kerkplein een monument ter ere van de seizoenarbeider op te richten. Het standbeeld dat door kunstenaar August Michiels uit Oostende is ontworpen, werd op zondag 25 februari 1962 plechtig onthuld in de aanwezigheid van de Gouverneur van West-Vlaanderen Pierre van Outrye d’Ydewalle, de bisschop van Brugge mgr. De Smedt en tal van vooraanstaande personen. Sedertdien is de ‘Seizoenarbeider’ een symbool geworden. De Seizoenarbeider Zijn hand was hard en eelt, Zijn hart was zacht en goedig, Maar machtig ook, manmoedig, Getrouw en onverdeeld. Guido Gezelle”   Geraadpleegde literatuur: Vandromme, G., “De Seizoenarbeider”, in: Erfgoed Langemark-Poelkapelle. Brugge, De Klaproos, 2010, p. 66-67.