Theodoor Van Rijswijck

facebook twitter

Toegevoegd op 23 augustus 2011 door Alfonsvancamp

Theodoor Van Rijswijck

Afbeelding toegevoegd door Alfonsvancamp

Alfonsvancamp | Theodoor Van Rijswijck | 0
Kunstenaar:
niet gekend
Opschrift:
geen
Plaatsbeschrijving:
Antwerpen - In het plantsoen van de Theodoor Van Rijswijckplaats, bezijden de Nationalestraat
Informatie toegevoegd door Alfonsvancamp :
23 augustus 2011
- THEODOOR VAN RIJSWIJCK
28.8.1864, werd zijn standbeeld gebeiteld door L. De Cuyper, ingewijd in het Antwerp stadspark. Den Door, zoals hij werd genoemd,stond er in goed gezelschap. Twee collega's, Frans De Cort en Jan Van Beers, vonden immers ook een plaats in de hoek der poëten van het park. De arme liereman van het Vlaamse volk zou er echter maar 20 jaar staan. Men vond dat het beeld een beetje verloren ging tussen al dat lover en verplaatste het naar het pleintje aan de Ijzeren-waag. Een en ander ging gepaard met een grootse plechtigheid ter ere van de geliefde volksdichter. Als inzet werd het lied "Vlaanderen" van Van Rijswijck, op muziek gezet door Richard Hol, gezongen door 1.000 leerlingen der stadsscholen onder leiding van Peter Benoit.
Ter gelegenheid van de inwijding van het standbeeld werd ook het pleintje van de
Ijzerenwaag omgedoopt in Van Rijswijckplaats. Dat gebeurde op verzoek van de
bewoners, die zelfs pleitten voor de benaming Theodoor Van Rijswijckplaats. Op
voorstel van de nuchtere en zakelijk aangestelde burgemeester Leopold de Wael,
werd echter de voornaam weggelaten.... tot in 1976. Kennelijk oordeelde men toen
dat Theodoor te vaak werd verward met zijn neef en burgemeester Jan. Sedertdien
heet het daar volledigheidshalve en duidelijkheids-halve "Theodoor Van
Rijswijckplaats".
Hij wordt vaak beschreven als een groot flamingant.
Terecht, want zijn razend populaire hekeldichten, politieke refreinen en
volkslie- deren bekampte hij onvermoeibaar Walen en franskiljons en kwam hij op
voor de rechten van zijn volk.
Toch was den Door ook een grote fratsenmaker, die een goede pot gerstenat niet uit de weg ging en wiens luchthartigheid niet te temperen viel door armoede of tegenslag.
In 1847 was het plots gedaan met dichten. Drinken deed hij echter des te meer. In november
1848 belandde hij in het gesticht aan de Rochusstraat te Antwerpen, waar hij 2 maand later volslagen krankzinnig overleed.
Bron : tekst van Piet Schepens uit "Antwerpse standbeelden"