Paster Pype

facebook twitter

Toegevoegd op 14 maart 2010 door monlouis

Paster Pype

Afbeelding toegevoegd door monlouis

monlouis | Paster Pype | 0 monlouis | Paster Pype | 0 monlouis | Paster Pype | 0 monlouis | Paster Pype | 0 monlouis | Paster Pype | 0 mive | Paster Pype | 0 Sventje | Paster Pype | 0 Sventje | Paster Pype | 0
Kunstenaar:
Karel Demuynck
Opschrift:
Paster Pype : "vader der vissers" 1854 - 1926
Plaatsbeschrijving:
Oostende - Jozef II-straat
Informatie toegevoegd door monlouis :
14 maart 2010
Henri Pype werd geboren te Geluwe op 12 januari 1854
Hij werd priester gewijd in 1879
Hij werd onderpastoor benoemd in de Sint-Petrus en Paulusparochie in 1884
Hij werd benoemd tot aalmoezenier-ter-zee in 1886
Hij overleed op 3 juni 1926
Informatie toegevoegd door mive :
21 augustus 2010
Als er een mens verdient dat er over hem geschreven wordt, dan is het wel Pastoor Pype, iemand die zeer geliefd was bij de Vissersbevolking en dan ook alle respect verdient. Een mens die uit een  boerenfamilie kwam, ergens vanuit een klein West-Vlaams dorpje, en er meteen in slaagde de vissers en hun familie tot vriend te maken.

Geboren in januari 1854 uit een familie waarvan de vader Carolus, zijn grootvader Philippe en zijn, overgrootvader Martinus boeren waren was de verwachting dat ook Henri, want zo heette de kleine telg, ook de boerestiel zou aanleren. Zijn vader had het niet te breed en zijn moeder, een kloeke boerendochter, moest hard meewerken om alles draaiende te houden. Zoals alle jongen uit zijn gemeente bezocht de jeugdige Henri de jongensschool van zijn gemeente om later naar het college te  Menen te trekken. Na deze school werd hij aangenomen in het seminarie te Roeselaere waar hij, in juni 1879, tot priester werd gewijd.  

Gezien hij een uitstekend leerling was geweest werd hij vrij spoedig tewerk gesteld en reeds in augustus, van hetzelfde jaar, afgevaardigd naar het college te Nieuwpoort, alwaar hij voor het eerst kennis maakte met de stoere vissers. In november 1884 werd hij aangesteld als onderpastoor in de St.Pieters en Pauluskerk te Oostende en van dit ogenblik af begon hij zich te interesseren voor de visserbevolking en hun noden en kreeg daardoor grote bekendheid. De vissers verdienden toen niet zo heel veel en er was veel armoe onder deze mensen. Daardoor vond Pastoor Pype alhier zijn ware roeping en verdiende daarmee, naderhand, het respect en het vertrouwen van de ganse bevolking. Hij was veel op de visserskaai te vinden, ‘s morgens trok hij heel vroeg op stap om de scheepjes te zien vertrekken en hij was fel verwonderd te zien dat zovele jonge kinderen mee op zee trokken. Hij zag hen aan boord gaan, met korte broek en knieën, jongens van twaalf, dertien jaar, bang en bevend voor hun eerste reis naar het, voor hen, onbekende. Jongens die amper hun plechtige communie achter de rug hadden. Hij ondervroeg hen  en vroeg hen waarom zij die harde stiel aanpakten en of zij daar plezier aan beleefden. Hij wilde alles weten over de scheepvaart en de visserij en vroeg hen ook vaak wat zij als eten hadden meegekregen. Hij had medelijden met deze jonge knapen en besloot er iets aan te doen. Hij vroeg zijn oversten om hem te benoemen als aalmoezenier van de vissers om aldus te helpen en beter hun levens-  en werkomstandigheden te onderzoeken, vraag die, in mei 1886, ingewilligd werd. Van dan af ging hij op zoek naar alles wat in de pers en in boeken was verschenen over de visserij en de visvangst, over schepen en scheepsmotoren en studeerde zeer hard om dat alles te bewerken. Hij ging zelfs mee op zee om het harde leven van de zeeman aan de lijve te ondervinden en hielp de onderscheidene bemanningen bij hun werk. Aan land ging hij de families bezoeken om vast te stellen, hoe zij leefden en hoe arm zij in feite wel waren. Na al die vaststellingen ging hij op bedelaarstocht naar handelaars, middenstanders en rijkere burgers op zoek naar eten, geld en goederen om deze te overhandigen aan de armere vissersbevolking. Het ging zelfs zo ver dat hij zijn eigen geld en klederen weggaf uit medelijden.

Daardoor kreeg hij respect en bewondering van alle stadsgenoten die hem nooit aanspraken met de titel “ Mijnheer Pastoor” maar wel als “ Mijnheer Henri”. Verder ging hij op zoek naar een locatie om er een school in onder te brengen waar de toekomstige vissers hun stiel konden aanleren en waar oudere zeelui zich konden vervolmaken. Hij gelukte erin dergelijk gebouw te verkrijgen, in de Wellingtonstraat, en richtte het in tot een degelijke vissersschool. Maar hij dacht ook aan de meisjes en stichtte voor hen de naaischool “ Sint Germaine” in de Cirkelstraat. Daarmede stopte het niet want het was eveneens “ Mijnheer Henri” die er zorg voor droeg dat er een pensioenkas voor zeelieden werd opgericht en een kas om families, getroffen door zeerampen   te ondersteunen. Hij liet niets onverlet wat hulp kon zijn om het leven van de vissers te verbeteren. Daarenboven maakte hij geen onderscheid tussen gelovigen en anderen, tussen kerkgangers en mensen die nooit een kerk bezochten, eenieder was voor hem gelijk. Daardoor kwam het dat de hele bevolking treurde toen hij, in juni 1926, het tijdelijke voor het eeuwige wisselde. Hij, de brave behulpzame boerenzoon uit Geluwe, werd als een koning ten grave gedragen door zijn zeer bedroefde vrienden, de Oostendse vissersbevolking. Hij was niet alleen een zielenherder zoals wij er nooit een hadden gekend en zoals er wellicht nooit meer zullen kennen, maar een ware mensenvriend, een weldoener die nog lang in de gedachten van onze bevolking zal voort leven. Ikzelf heb hem nooit gekend, ik was toen nog te jong , maar mijn ouders, grootouders en bezoekers van onze herberg hebben veel verteld over Mijnheer Henri en over al hetgeen die mens verwezenlijkt heeft voor de vissers en hun families.  

Maurice Ferier

Bron: http://www.oostendsenostalgie.be/